Persbericht

Raad van de EU-ministers van Buitenlandse Zaken van 18 oktober: conclusies

Op maandag 18 oktober zijn vice-eersteminister en minister van Buitenlandse Zaken Sophie Wilmès en haar collega-ministers bijeen gekomen in Luxemburg voor een Raad Buitenlandse Zaken. Ze hebben het onder meer gehad over de situatie in Ethiopië, de Golfregio, Afghanistan, Tunesië en Mali.

Ethiopië

De Raad heeft zich gebogen over de situatie in Ethiopië, nu één jaar nadat het conflict in Tigray is uitgebroken. Het conflict intensiveert en heeft zich intussen verspreid naar andere regio’s van het land. De situatie op het terrein is alarmerend. Niet alleen op vlak van veiligheid, maar ook op economisch en humanitair vlak. Volgens schattingen van de EU en de VS dreigt voor bijna 1 miljoen mensen de hongerdood, vooral omdat voedselhulp hen niet bereikt door beperkingen die de Ethiopische overheid opwerpt. Ook zagen 2 grote NGO’s hun activiteiten opgeschort, en zijn 7 VN-medewerkers het land uitgezet. Intussen heeft de Afrikaanse Unie een Speciaal Gezant aangeduid, de oud-president van Nigeria, Olusegun Obasanjo, wat voor ons land als een positieve ontwikkeling kan worden geduid.

Zoals vicepremier Wilmès al persoonlijk overmaakte aan haar ambtgenoot, dhr Demeke Mekonnen Hassen, vorige maand in New York, zijn voor België de territoriale integriteit van Ethiopië, een onmiddellijke en permanente staking van de vijandelijkheden, ongehinderde toegang voor humanitaire hulp en eerbiediging van het internationaal humanitair recht essentieel. Daarnaast dringt ons land aan op bemiddeling en verzoening, die moet uitmonden in een politieke oplossing voor het conflict. 

Om de negatieve spiraal te stoppen, moeten voor ons land, in het kader van een geleidelijke en evenwichtige aanpak, alle instrumenten worden ingezet waarover de EU beschikt, gaande van het faciliteren van dialoog, inclusief met de Afrikaanse Unie, tot het inzetten van meer restrictieve maatregelen. In dat kader herhaalt ons land het belang van het principe van R2P, de verantwoordelijk om te beschermen, en de nood om alle actoren - zonder uitzondering – te berechten voor grove schendingen van de mensenrechten.

Afghanistan

Ook hebben de EU-ministers van Buitenlandse Zaken, onder meer in opvolging van de informele Raad Buitenlandse Zaken in New York in september jl., de situatie in Afghanistan opnieuw besproken. België stelt vast dat de signalen vanop het terrein weinig bemoedigend zijn. De mensenrechten worden nog steeds bedreigd, vooral die van vrouwen en meisjes, en de humanitaire situatie wordt steeds dramatischer: 650.000 mensen zijn ontheemd, meer dan 18 miljoen Afghanen – de helft van de bevolking – heeft humanitaire noodhulp nodig. 1 miljoen kinderen dreigen deze winter te sterven.

Extra humanitaire steun moet helpen vermijden dat de instabiliteit in het land en de regio nog vergroot, met mogelijk grote gevolgen voor migratie en veiligheid. België steunt dan ook de demarche van EDEO (de Europese Dienst voor Extern Optreden) om opnieuw een EU-vertegenwoordiging ter plaatse te organiseren. Sophie Wilmès: “Voor ons land moet het doel daarvan zijn humanitaire hulp te verlenen (in samenwerking met de VN en grote NGO’s), ‘eyes on the ground’ te hebben om de politieke, economische en veiligheidssituatie te monitoren en strikt operationele contacten met de Taliban te onderhouden, onder meer om het vertrek van mensen onder onze verantwoordelijkheid te faciliteren. De vertegenwoordiging mag geenszins gezien worden als een erkenning van de Taliban als legitieme vertegenwoordiger van het Afghaanse volk.”

Wat dat laatste betreft, verwijzen België en de EU naar de conclusies van de Raad van september jl, waarin de volgende criteria worden genoemd: (1) vrije doortocht voor buitenlanders en Afghanen die gevaar lopen; 2) verbreking van de banden tussen de Taliban en terroristische groeperingen 3) veilige en niet-discriminerende toegang voor humanitaire hulp; 4) eerbiediging van de mensenrechten (ook die van vrouwen en minderheden) en van de rechtsstaat; en 5) een inclusieve en representatieve regering.

Voor ons land moet de EU daarnaast blijven toenadering zoeken tot de regio. “We moeten onze bilaterale contacten met de buurlanden intensiveren om gemeenschappelijke uitdagingen zoals humanitaire hulp, terrorisme, migratie en smokkel aan te pakken”, aldus Sophie Wilmès. 

Golfregio

Verder heeft de Raad het gehad over de relaties tussen de EU en de Golfstaten. Veiligheid en stabiliteit zijn van groot belang voor België en de Europese Unie. Dit noopt tot een strategische, Europese aanpak. Ons land pleit voor initiatieven en vertrouwenwekkende maatregelen die bij kunnen dragen tot de stabiliteit van de regio en het hernemen van de dialoog tussen de verschillende partijen.

Ons land is ervan overtuigd dat een doorstart van het JCPoA (het nucleair akkoord met Iran) essentieel is. Ons land steunt de inspanningen van de EU en de E3 (Duitsland, Frankrijk, UK) om het JCPoA mee terug op de rails te krijgen. Wat maritieme veiligheid betreft, blijft België de idee van een gecoördineerde maritieme aanwezigheid in de Golf genegen.

Tenslotte blijft voor ons land ook de dialoog over de mensenrechten met de Golfstaten belangrijk. Beleidscoherentie is essentieel.

Tunesië

Verder is ook nog de politieke situatie in Tunesië besproken. President Kaïs Saïd heeft op 25 juli de macht naar zich toegetrokken door zich te beroepen op een interpretatie van de grondwet. Hierdoor werd aan de scheiding der machten geraakt. Vorige maand publiceerde hij een decreet waarmee de uitgebreide macht van de president gehandhaafd blijft. Toch heeft president Saïd eind september een eerste minister aangeduid die op 11 oktober jl. een nieuwe regering voorstelde.  

Sophie Wilmès: “De recente politieke ontwikkelingen, waaronder de benoeming van een nieuwe premier en het aanstellen van een nieuwe regering, zijn interessante stappen, maar voor ons land moeten ze zo snel mogelijk aanleiding geven tot een normalisering van de grondwettelijke situatie in Tunesië.”

Mali

Verder maakt de Raad zich zorgen over de nog verslechterende veiligheidssituatie in de Sahel, onder meer in Mali. De verslechtering van het politiek klimaat, het risico dat de transitieperiode verder verlengd wordt en de eventuele inzet van een huurleger voor de beveiliging van het land zijn zeer verontrustende signalen.

België blijft Mali oproepen verder te werken aan een vreedzame transitie. Om ervoor te zorgen dat de Europese boodschappen aankomen en onze bijdrage naar waarde wordt geschat, “moeten we de dialoog intensiveren en Malinese transitie-autoriteiten blijven benaderen op basis van de Europese prioriteiten. Ik pleit ervoor tegen de Raad van volgende maand te evalueren hoe we best onze politieke hefbomen kunnen inzetten. De Malinese autoriteiten wordt gevraagd hun wens om verder samen te werken met de EU te bevestigen.”

Tot slot

Ons land heeft er tot slot ook voor gepleit de geopolitieke dimensie van de huidige energiecrisis zo snel mogelijk op de agenda van de Raad Buitenlandse Zaken te plaatsen.