Raad van de EU-ministers van Buitenlandse Zaken van 22 maart: conclusies
Tijdens hun bijeenkomst in Brussel op maandag 22 maart, hebben de ministers van Buitenlandse Zaken van de EU nieuwe sancties genomen in het kader van het EU Globaal Mensenrechtensanctiemechanisme en hebben ze dossiers besproken als het Zuidelijk Nabuurschap en Turkije. Ook hebben ze bij het overlopen van de meest actuele dossiers in het Europees buitenlands beleid stilgestaan bij onder meer de situatie in Rusland, Ethiopië en Myanmar. De EU-ministers van Buitenlandse Zaken hebben ook een informele gedachtenwisseling gehad met de VN Hoge Commissaris voor Mensenrechten, Michelle Bachelet.
EU globaal mensenrechtensanctiemechanisme
Nadat het voor het eerst is ingezet is in de zaak Navalny, hebben de EU-Buitenlandministers beslist een tweede reeks sancties te nemen in het kader van het nieuwe EU Globaal mensenrechtensanctiemechanisme, het horizontale sanctieregime dat wereldwijd kan worden ingezet bij mensenrechtenschendingen. Het gaat om sancties tegen in totaal 11 personen en 4 entiteiten, gelinkt aan Rusland (mbt LGBTQ-personen in Tsjetjenië), China (mbt de situatie van de Oeigoeren in Xinjiang), Noord-Korea, Libië, Eritrea en Zuid-Soedan.
Sophie Wilmès: “In december hebben we een zeer duidelijk signaal gegeven dat schendingen en misbruiken van mensenrechten in de wereld niet onopgemerkt zullen blijven, door een nieuw wereldwijd sanctieregime voor de mensenrechten in te stellen. Amper een paar maanden later gebruiken we het al.”
Het sanctiepakket is dus niet tegen één bepaald land gericht, maar tegen ernstige misbruiken en schendingen van de mensenrechten, ongeacht waar ze worden gepleegd. Het gaat van foltering tot buitengerechtelijke executies en moorden, tot de gedwongen verdwijning van personen, willekeurige arrestaties of detenties, of het systematisch gebruik van dwangarbeid.
Ons land verwerpt resoluut de Chinese beslissing om EU-entiteiten te sanctioneren en in het bijzonder Europese parlementsleden, onder wie één Belgisch federaal parlementslid, als antwoord op onze legitieme verdediging van de mensenrechten, één van de kernwaarden van de Europese Unie. Minister Wilmès zal dit opvolgen met haar Europese collega’s.
Turkije
De Raad heeft ook de EU-Turkije relaties besproken in de aanloop naar de strategische discussie tijdens de Europese Raad van 25 en 26 maart. De Europese ministers van Buitenlandse Zaken erkennen de positieve signalen van Turkije, dat onder meer zijn boor- en exploratieschepen heeft teruggetrokken uit de oostelijke Middellandse Zee en de bilaterale dialoog met Griekenland heeft hernomen. Ook heeft Turkije aangekondigd de onderhandelingen inzake de Cypriotische kwestie onder auspiciën van de VN-secretaris generaal opnieuw te zullen steunen. Minister Wilmès betreurt evenwel dat Turkije in eigen land, ondanks de recente aankondiging van een hervormingspakket op vlak van mensenrechten, beslissingen neemt die in de omgekeerde richting lijken te gaan, onder meer rond politiek pluralisme en vrouwenrechten. Wat dat laatste betreft, wordt onder meer verwezen naar de beslissing om uit de Conventie van Istanbul te stappen - het verdrag van de Raad van Europa tegen geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld.
Sophie Wilmès: “Dit is een trieste boodschap voor Turkse vrouwen, vooral in een tijd waarin de gezondheidscrisis huiselijk geweld heeft doen toenemen. Daarnaast verwelkomt België de verandering in de houding en de retoriek van Turkije inzake de oostelijke Middellandse Zee sinds de Europese Raad van december. Het is van cruciaal belang dat deze mentaliteitsverandering duurzaam blijkt en in reële verbintenissen wordt omgezet.”
Zuidelijk nabuurschap
De Raad heeft ook opnieuw gesproken over de EU-relatie met het Zuidelijk Nabuurschap (tien landen in het Middellands Zeegebied), naar aanleiding van de mededeling van vorige maand over een hernieuwd partnerschap met de regio. Minister Wilmès, die als voorzitter van de Benelux het woord nam voor België, Nederland en Luxemburg, benadrukte dat de relatie met het zuidelijk nabuurschap van strategisch belang is voor de Europese Unie en dat we bij het opzetten van projecten bijzondere aandacht moeten besteden aan regionale en grensoverschrijdende samenwerkingsprogramma’s, die bijdragen tot de bevordering van regionale integratie en politieke toenadering. “Ons doel blijft om bij te dragen tot stabiliteit op lange termijn en een duurzame ontwikkeling van de regio. Ook mensenrechten (inclusief gendergelijkheid), het aanpakken van de grondoorzaken van illegale migratie en conflictpreventie en -oplossing moet een prioriteit blijven. Conflicten ondermijnen menselijke en economische ontwikkeling en voeden extremisme. Als we geen stabiliteit exporteren, zullen we instabiliteit importeren.” De minister bedrukte tot slot dat ook werken aan een groene economische transformatie en het bevorderen van digitaliseren van cruciaal belang zijn, net als blijven investeren in lokale economische structuren en kmo’s.
Rusland
Ter voorbereiding van de discussie op de Europese Raad van 25 en 26 maart, hebben de ministers van Buitenlandse Zaken ook de balans opgemaakt van de relatie tussen de EU en Rusland. Sophie Wilmès: “Sancties aannemen in het dossier Navalny vorige maand was een eerste stap. De sancties moeten Rusland herinneren aan het feit dat het schenden van zijn internationale engagementen op vlak van mensenrechten gevolgen heeft. De internationale gemeenschap en Europa in het bijzonder, zullen de ogen niet sluiten. Daarnaast is het zowel in ons belang als in dat van Rusland om de communicatiekanalen open te houden om de dialoog te verbeteren. Rusland blijft een belangrijke strategische speler aan de poorten van Europa."
Ethiopië
De ministers van Buitenlandse Zaken van de EU stellen vast, dat, ruim vier maanden na het begin van het conflict in de Tigray-regio, verschillende rapporten wijzen op oorlogsmisdaden en etnische zuiveringen. De Raad zal daarom de druk op Ethiopië opvoeren. De Finse minister van Buitenlandse Zaken zal volgende maand een tweede missie namens de EU naar de regio ondernemen om een krachtige boodschap over te brengen: betere humanitair toegang is dringend en onafhankelijke onderzoeken moeten plaatsvinden. De missie wordt gesteund door ons land.
Myanmar
Ook de situatie in Myanmar werd besproken, waar de protesten na de staatsgreep door het Myanmarese leger aanhouden en de repressie almaar toeneemt. Tijdens z’n vorige bijeenkomst had de Raad de staatsgreep al in de sterkst mogelijke bewoordingen veroordeeld en zich bereid verklaard sancties te nemen, wat vandaag ook gebeurd is. De EU-ministers van Buitenlandse Zaken hebben beslist de zogenaamde sanctiegronden binnen het sanctiekader uit te breiden, wat moet toelaten meer verantwoordelijken en bedrijven gelinkt aan de Tatmadaw, het Myanmarese leger, te listen. Verder gaan de ministers akkoord om sancties in te stellen tegen 11 voornamelijk hoge militairen, onder wie de leider van de coup. Sophie Wilmès: “We kunnen niet lijdzaam toekijken hoe de bevolking van Myanmar vecht en sterft voor z’n legitieme rechten en vrijheden. België staat volledig achter het sanctiepakket en staat open voor besprekingen over bijkomende sancties als de situatie dat vereist. Tegelijk is er dialoog nodig om een uitweg te vinden, en moeten we inspanningen doen om bepaalde landen en actoren (ik denk aan de ASEAN en de VN) te engageren die een betere toegang hebben tot de Tatmadaw en er meer invloed op hebben.
Ontmoeting met de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten Bachelet
Tot slot hadden de Europese ministers van Buitenlandse Zaken nog een gedachtenwisseling met de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de Verenigde Naties, Michelle Bachelet. Ons land benadrukte bij monde van z’n vicepremier dat België een groot voorstander is van het mandaat van de Commissaris, en haar onafhankelijkheid. Vice-premier Wilmès benadrukte ook dat ze ingenomen was met elke suggestie om verder te gaan dan verklaringen, om te zorgen voor een grotere accountability van de betrokken staten. Dit is bijvoorbeeld wat de Benelux-landen doen met betrekking tot represailles tegen verdedigers van de mensenrechten. Zij zorgen voor de follow-up van individuele gevallen waarin de staten in kwestie niet (of niet op bevredigende wijze) hebben gereageerd in de Mensenrechtenraad